Tussen 2013 en 2022 tilde Erwin Beltman met zijn team de grasmat van stadion De Kuip naar een hoger niveau. Tegenwoordig werkt hij als consultant. Op Sportvelden.info deelt hij z’n ervaringen om goede grasmatten te bereiken. Vandaag kijkt hij terug op zijn eerste jaar als consultant.
Het afgelopen jaar is een bijzonder jaar geweest. Dankzij mijn werk voor Hendriks Graszoden heb ik op heel wat plekken achter de schermen mogen kijken. Van Olympische stadions en stadionvelden voor voetbal en rugby tot de trainingsaccommodaties bij internationale topclubs. Die lagen in Finland, Duitsland, Bulgarije, België, Frankrijk en, natuurlijk, Nederland. Ik loop al ruim 30 jaar mee als greenkeeper/fieldmanager en heb, ook in mijn tijd bij stadion De Kuip, op heel wat andere plekken in binnen- en buitenland mogen kijken. Maar de indrukken en ervaringen die ik het afgelopen jaar heb opgedaan, overtreffen mijn stoutste verwachtingen. Ik heb clubs en stadions gezien waar alles tiptop in orde is en waar de fieldmanager letterlijk heer en meester is maar ook mensen gesproken en verhalen gehoord over gerespecteerde clubs voor wie het stadionveld, in feite, nog altijd een sluitpost is. Ondanks die geografische, economische of sportieve verschillen, hadden al mijn bezoeken of gesprekken één gemeenschappelijke deler: de absolute passie en de wil bij de fieldmanagers om, koste wat kost, wekelijks een goede mat op te leveren, ongeacht de uitdagingen of beperkingen. Ook is mijn respect voor de planning voor de uitvoering van, met name, internationale herbezodingsprojecten alleen maar toegenomen. Ga er maar eens aan staan: 22 gevulde vrachtwagens zo de weg op sturen zodat ze met tussenpozen van ’n klein uurtje elk duizenden kilometers verderop precies op tijd op locatie arriveren. En waarbij de chauffeurs gedurende de hele rit continue zorgvuldig de temperatuur van de gekoelde wagens hebben gekalibreerd zodat de rollen gras géén broei, ongewenste groei of uitdroging kende terwijl de temperatuur bij aankomst dermate is dat we er gelijk mee kunnen werken omdat het verschil met de buitentemperatuur geen problemen geeft. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, als je beseft welke uitdagingen van afgesloten dekken op ferryschepen, douaneformaliteiten bij niet-Schengenlanden of het hedendaagse verkeer kunnen opleveren.
Verschillende omstandigheden
Al die goede wil ten spijt, hebben we verschillende keren extra hard moeten werken of zelfs een beetje moeten improviseren om het project naar wens te kunnen opleveren. Niet zelden bleek dat een aannemer het voorbereidende werk vrij ‘economisch’ had uitgevoerd. Oude onderlagen die niet of onvoldoende waren verwijderd om zo, stiekem, geld te besparen op de hoeveel grond die men moet afvoeren. Aan de rand van het veld bleek de afgraafdiepte in orde, maar hoe dichter je bij de as van het veld kwam, hoe minder van de oude toplaag was afgegraven en kwamen we zelfs stukken gras tegen. Dat vormt een storende laag en daar kun je geen nieuwe mat op leggen. Of plekken waarbij de bodem nog vol met stenen ligt. Dan is het een hele toer om toch een goed veld te kunnen opleveren. We hebben gewerkt in koude, natte omstandigheden maar ook in Zuid-Frankrijk waar het kwik ruim 30 graden aantikte. Dat is uitdagend voor het personeel maar brengt ook z’n eigen uitdagingen voor de grasmat met zich mee.
Op veel projecten hebben we de fieldmanager ook moeten bijpraten of adviseren wat deze moet doen om die goede mat te blijven garanderen. Advies over bemesten of doorzaaien is altijd belangrijk maar zeker wanneer de aanlegomstandigheden niet helemaal optimaal waren geweest.
Datzelfde geldt voor locaties waar men over vrijwel niet meer dan alleen een grasmaaier beschikt. Ik vond het opmerkelijk om te leren dat veel clubs, ook clubs die de wens hebben om aan de internationale competities deel te nemen, denken te kunnen volstaan met een minimale selectie aan onderhoudsmateriaal. Ik blijf er daarom voor pleiten dat men, naast in spelers en stadions, óók in het onderhoudspersoneel en onderhoudsmateriaal moet blijven investeren.
Respect voor het vak
Het afgelopen jaar heb ik ook gemerkt dat het aanzien van het vak in elk land verschilt. In Nederland maken we een goede start met het uitkeren van een forse bonus wanneer een stadionveld tenminste tweemaal goed door een keuring komt en met het wegen van de meningen van de spelers door middel van de VVCS-Veldencompetitie. Maar we moeten zeker de velden, veldbeheerders en veldspecialisten in de breedtesport niet vergeten. Die velden op dat niveau vormen altijd de basis voor elke sporter. Bovendien kunnen juist die velden een grote rol spelen in een (mentaal) gezonde, duurzame en klimaatbestendige samenleving.
Ook in Frankrijk viel me op hoe professioneel de zaken waren geregeld. Toch spande Duitsland de kroon. Zeker bij de professionele clubs en stadions. Vrijwel altijd beschikken ze daar over alle belangrijke machines en werktuigen, werkt men op basis van goed uitgewerkte principes en richtlijnen en is er erkenning voor het vakmanschap van de fieldmanager. Misschien is dat omdat Frankrijk dit jaar het WK Rugby organiseert en dat Duitsland volgend jaar gastheer van het EK Voetbal is, maar in feite mag dat geen rol spelen. Wanneer slechts één grasmaaier alles is dat je de, in dit geval, terreinknecht ter beschikking stelt om zowel het stadionveld als de trainingsvelden te maaien en verwacht dat deze ook dit seizoen je ambities voor Europees voetbal ondersteunt, is eenvoudigweg niet langer van deze tijd, is economisch onvoordelig en is wachten totdat deze er de brui aan geeft. Voor het feit dat hij toch alles blijft geven, in de hoop op beter, is iets waarvoor ik veel respect heb gekregen. Zeker als je de verhalen hoort van fieldmanagers die al binnen één maand bij een topclub, de deur weer achter zich hebben dichtgetrokken. Zeker in de absolute top blijft het fieldmanagerschap een mooie maar grote uitdaging.
Vanaf mijn vakantieadres wens ik daarom alle fieldmanager, greenkeepers, terreinmeester, veldbeheerders, onderhoudsspecialisten en andere vakidioten veel succes en een voorspoedige start van de competitie toe.
Erwin Beltman is voormalig groundsman van Stadion De Kuip in Rotterdam. Tussen 2013 en 2022 werd het stadionveld acht keer op rij uitgeroepen tot beste veld van de Nederlandse Eredivisie. Tegenwoordig is hij directeur van Master in Grass en ondersteunt en adviseert hij collega groundsmen.
De visie of informatie die hij in zijn artikelen deelt, hoeven niet perse die van de uitgever te zijn.
In september bespreek ik de gevolgen van de natte zomer en de invloed die dat op de voorbereidingen heeft gehad.