Rekenkamer Amsterdam prijst maar is ook kritisch

De Amsterdamse Rekenkamer looft de wijze waarop het de gemeente lukt om haar trapveldjes en speelplekken veilig te houden met een minimaal budget. Tegelijkertijd waarschuwt het dat de gemeente meer wil doen in de aanloop naar de nieuwe toekomst.

Die nieuwe toekomst is een sport- en beweegparticipatie in 2030 die 20% hoger ligt dat momenteel de realiteit is. In de laatste editie van Sportvelden.Magazine licht NOC*NSF programmamanager Gerben van Hardeveld dit beleid en haar gevolgen toe.

Dit jaar besteed Amsterdam bijna 12 miljoen euro aan het onderhouden van speeltuinen en sportplekken. Volgens de Rekenkamer moet dat eigenlijk 19,7 miljoen euro zijn. Daarnaast spendeert de hoofdstad nog eens 2 miljoen euro voor nieuwe speelplekken maar reserveert het geen extra geld om die in de toekomst te onderhouden.

Het valt dus nog maar te bezien hoe het de gemeente Amsterdam lukt om mee te gaan in de wensen van NOC*NSF. De Rekenkamer maakt zich echter meer zorgen over het feit dat de komende jaren veel sport- en speelplekken vervangen dienen te worden.

Zo staat het onderhoud van de 1664 speel- en 814 sportplekken symbool voor iets groters, zo meent de Rekenkamer terwijl het wijst op de ‘problemen en vraagstukken die spelen bij het beheer van de openbare ruimte in het algemeen’.

Volgens Het Parool heeft de gemeente eind 2019 het onderhoudsniveau van de openbare ruimte uit geldgebrek tijdelijk afgeschaald van ‘verzorgd’ naar ‘sober’. Anno 2024 is dat nog altijd de realiteit.

Doorschuiven naar de toekomst

Het college van B&W laat in een reactie weten veel belang te hechten aan ‘buitenspelen’. Tegelijkertijd wijst het ook op de toegenomen druk op de openbare ruimte, en dus ook op speel- en sportplekken. In een reactie stellen de wethouders Melanie van der Horst (Openbare Ruimte) en Sofyan Mbarki (Sport) ‘Wij lezen dit rapport ook als een oproep aan een volgend college om nog meer dan nu al het geval is aandacht te schenken aan de sport- en speelplekken in de openbare ruimte en hierbij de zorg over de financiële middelen waarmee de ambtelijke organisatie het moet doen.’

Daarmee schuiven ze een beslissing om de situatie te wijzigingen, voor zich uit. Mogelijk tot het op het bordje beland van een volgend college van B&W.

Geef een reactie