Opinie: datagedreven sportgrasbeheer binnenkort de norm

Slimme technologieën en technieken kunnen het werk van de groundsman of greenkeeper verlichten maar ook helpen bij het vercommercialiseren van het speelveld. “We staan nog maar aan het begin van wat er allemaal mogelijk is. De techniek kan helpen tijd besparen maar ook de inzet van middelen en technieken optimaliseren tot het gebruik van het veld maximaliseren en het rendement of herstel van spelers doen verbeteren,” stelt Arnoud Fiolet van Rhenac GreenTec.

Het aantal geautomatiseerde hulpmiddelen voor het sportveldenbeheer neemt de laatste jaren gestaag toe. Van automatische beregening en bemesting zijn we inmiddels doorgegroeid naar autonome rakes en borstelmachines, robotmaaiers en robotbelijners, temperatuur- en vochtsensoren en hele (autonome) analyse-units tot grasgroeiverlichting en ziektebestrijdingsmethoden maar ook ventilatoren voor in stadionomgevingen. Momenteel werken die vooral autonoom. “Het is allemaal heel laagdrempelig gestart en ik verwacht dat het een ontwikkeling zal hebben zoals dat met veel nieuwe ontwikkelingen gaat: er zijn veel verschillende initiatieven met allemaal hun eigen apps en met allemaal hun eigen elementen. Uiteindelijk gaat dat toegroeien naar één of twee systemen die compleet zijn en die de diverse zones van een sportveld apart bedienen op basis van de specifieke behoeften die voor dat deel zijn geïnventariseerd. Dat begint met een revolutie in het inventariseren van die specifieke behoeften. Op dit moment stellen we vast wat er in de bodem aanwezig is of ontbreekt, zoals de temperatuur of zuurgraad van de bodem of het bodemvochtgehalte. We gaan systematieken krijgen die het gras op atomisch niveau kunnen analyseren, vast zullen stellen welke stressen het heeft, wat daar de oorzaken van zijn en zo bepalen wat dat gras nodig heeft. Systematieken die op dezelfde manier in dat grasplantje kijken als dat wij naar onze gezondheid kijken. Iets dergelijks gebeurt al in onze keukens. Er bestaan al koelkasten die, op basis van de inhoud, je een recept voor een menu voorschotelen of die zelf een bestelling plaatsen wanneer er een ingrediënt ontbreekt voor iets waarvan al is vastgesteld dat dat gezond voor je is. Ik verwacht dat dat over 10 jaar gemeengoed zal zijn. Die revolutie zal ook binnen 10 tot 15 jaar plaats gaan vinden in het sportveldbeheer. De technologie om in het grasplantje te kijken, de technologie om die aansturing te doen van die onderliggende systemen, dat is dichterbij dan drie jaar.”

Data om veld af te stemmen op de spelers

De kennis, tijd of middelen voor data-analyse is iets dat op dit moment vooral aan beheerders van stadionvelden is vergeven. “Binnen het stadionsegment heb je verschillende typen clubs die elk op hun manier bezig zijn met datamanagement. Maar ik geloof dat over twee, drie jaar iedereen bezig is met datamanagement. Alleen de wijze waarop het geïnterpreteerd wordt, de wijze waarop er wat mee gedaan wordt en de wijze waarop het toepasbaar wordt, dat is natuurlijk enorm verschillend. Dat heeft ook te maken met de budgetten die stadions hebben en in welke mate ze die data kunnen interpreteren en wat ze met die data kunnen doen. Je hebt datasets over hoe gezond het gras is en wat het kost om dat te realiseren of goed te houden. Dat is één element, één invalshoek. Maar je kunt ook kijken wat dat grasveld doet met de speler. Dan ga je meer de medische kant op. Trainers zullen, vanuit het rendement van een speler, na gaan denken over of ze een speler op een te hard veld willen laten spelen. Of laten trainen op een veld dat harder of zachter is dan het veld waar ze de wedstrijd op zullen spelen. Als dat te ver uit elkaar ligt, dan kan dat best wel eens een keer een negatieve reactie hebben op diens gezondheid. Het zou me niet verbazen als de voetbalclub straks zegt: we hebben drie typen velden. We hebben het stadionveld en een kopie daarvan qua hardheid en qua belasting op ons trainingscomplex. Maar we hebben ook nog een ander type veld waar we met name regeneratie doen. Velden die wat zachter en veiliger zijn om terug te komen van een blessure.”

Gevolgen voor de beheerder

De ontwikkelingen betekenen straks een andere manier van werken: in plaats van dat iemand vaststelt wat de huidige situatie is op basis van een visuele of technische bepaling van de bodem- of veldomstandigheden, anticiperen en acteren op basis van een set aan gegevens afkomstig van een groot aantal bronnen. Vergt dat een ander type werknemer? “Ik denk dat je daar een aantal ontwikkelingen door elkaar gaat zien krijgen maar dat gezegd hebbende: de rol van de groundsman zal niet veranderen. Ik verwacht zelfs dat gekwalificeerde, ervaren groundsman óók een rol gaan spelen bij het exploiteren van het stadion. Diegene die straks de kunst verstaat om de techniek optimaal te finetunen, zal veel gerichter mest, water en licht toedienen. Zo maximaliseert deze de investering maar, bovenal, bespaart deze op de kosten. De veldbeheerders en greenkeepers zullen een afweging moeten gaan maken. Gaan nadenken over: oké, wat kan ik zelf en wat doet het systeem voor mij? Welke hulp heb ik daarvoor dan ook nog nodig? Daar gaan verschuivingen in plaatsvinden. In eerste instantie is data heel fijn en heel eng en is de interpretatie moeilijk. Daar heb je dan hulp bij nodig. Vervolgens worden die systemen makkelijker en toegankelijker en ook eenduidiger in hun scope van data die ze aanleveren. Nu is het in principe grosso modo 90-10: 90% beslist de veldbeheerder zelf en 10% is ondersteunende data. De data ondersteunt nu of geeft kaders aan de onderbuikgevoelens en het inzicht van de veldbeheerder. Maar het eindigt volgens mij bij een spraakgestuurd AI-managementsysteem wat grasonderhoud voor 90% automatiseert en waarbij de beheerder nauwelijks meer direct betrokken is. Dan is de beheerder misschien 10% initiërend met 90% data en is die 90% controlerend. Ik verwacht dat in 2035 de groundsman standaard onderdeel is van het managementteam van en stadion wiens expertise bepalend zal zijn over hoe het veld benut wordt. Voor zowel het houden van wedstrijden maar ook het organiseren van concerten of andere evenementen. Nu wordt dat alleen bepaalt door de afdeling commercie waarna de groundsman de ondankbare taak krijgt om de gevolgen daarvan voor het veld, op te lossen.

Het mooie is ook dat het het vak van groundsman of greenkeeper aantrekkelijker kan maken voor de toekomstige generatie. Omdat je met veel meer techniek gaat werken en dus de functie steeds interessanter wordt en ook veel meer data gedreven is, gaat het vakgebied interessanter worden. Die ontwikkeling heb je ook gezien bij de automonteur. Die moet continu mee met de softwareontwikkelingen, met de technologische ontwikkelingen die binnen dat merk of die merken gebeurt. Dat heeft een enorme aantrekkingskracht, want je bent daar een leven lang aan het leren. En die ontwikkeling gaan we natuurlijk ook voor een gedeelte zien op het gebied van sportveldenbeheer.

Tegelijkertijd zal het omarmen van data het respect voor de vakgroep doen vergroten. Dankzij de data zal het management straks beter luisteren naar de veldbeheerder wanneer die aan kan tonen wat hun wensen betekenen voor het beheer. Net als bij de automonteur: vroeger gaf die een advies of je wel of niet kunt doorrijden. Dat kon je negeren. Nu tonen ze een print van hun analyse unit om je te waarschuwen voor de mogelijke gevolgen als je blijft doorrijden. Dan denk je wel twee keer na voordat je dat gaat negeren.”

Komst van technisch specialisten?

Elke techniek gebruikt momenteel haar eigen software of platform. Wie gaat de kar trekken om die aan elkaar te knopen zodat de beheerder maximaal van de onderlinge afstemming en data, kan profiteren? “Er zijn een aantal systemen die heel belangrijk zijn. Besproeiingsinstallaties en de luchtkanonnen laten zich vrij makkelijk aansturen. Ik denk dat met name de zwaardere systemen voor de onderbouw, in combinatie met de grasgroeilampen, dat daar de grotere integraties gaan plaatsvinden. Ik kan me heel goed voorstellen dat daar losse consortia of open IOT-standaarden gaan ontstaan, net als je ziet bij de ontwikkelingen qua software voor websites. Ik noem dat zelf het Internet of Grass. Want er is geen enkele leverancier die zich exclusief gaat verbinden met de technologie van een specifieke leverancier van één ander systeem. Het gaat dus een open source model met gemeenschappelijke taal worden. Als je die kennis dan vervolgens kunt koppelen aan activiteiten, dan ben je er. Maar dit zal niet ten kostte gaan van de groundsman of greenkeeper. Uiteindelijk is grasmanagement gewoon een wetenschap. En ik denk dat het doel van de standaarden die ontwikkeld gaan worden, moet zijn dat het zo panklaar voor een gebruiker wordt dat hij er ook mee om kan gaan. Die moet straks de effecten kunnen beoordelen van de aanpassingen van de programmatuur. De komende twee tot drie jaar blijft het echter een chaos op de markt vanwege het ontbreken van een gemeenschappelijke taal voor de techniek en het feit dat het nu nog in de kinderschoenen staat. Nu hebben we datasets van 10 jaar onderzoek. Over 5 jaar is dat 15 jaar onderzoek en de ervaring in 50 stadions of 100 stadions. Vanaf nu zal de ontwikkeling exponentieel gaan groeien. Daar kan de groundsman straks alleen maar van profiteren.”

De visie of informatie die in dit artikel zijn gedeeld, hoeven niet perse die van de uitgever te zijn.

Geef een reactie