Ook mineraal gevuld kunstgras vereist maatregelen
4 maanden ago Guy OldenkotteNon-filled- en mineraalgevulde kunstgrasvelden zijn de beoogde, duurzame alternatieven voor kunstgras met polymere infills. Het idee leeft dat, vanwege de afwezigheid van dit soort infills, deze oplossingen niet tot milieuvervuiling leiden. Toch is waakzaamheid geboden.
Om milieuvervuiling door polymere infills zoveel mogelijk te stoppen, is de verkoop van polymere infills zoals SBR, TPE of EPDM door de Europese Commissie vanaf oktober 2031 verboden. Inmiddels wordt er daarom een breed scala aan organische infill alternatieven aangeboden maar de markt lijkt haar zinnen gezet te hebben op kunstgras sportvelden met zo min mogelijk infill. De afwezigheid van infill maakt dit soort velden eenvoudiger en goedkoper in onderhoud, zo is het idee. Vooralsnog zetten de sportveldenbouwers in op kunstgras met een dun laagje zand onderin de mat. Dat zou spelers, onder meer, goede stabiliteit moeten bieden. Twee van dit soort systemen zijn inmiddels al door de Programmaraad goedgekeurd en daarom in de Sportproductenlijst opgenomen. Alle overige partijen wiens veld afgelopen seizoen de status ‘test’ had, hebben hierover een presentatie gegeven. Namens de Programmaraad is de Taakgroep zich nu aan het beraden voor een advies om te komen tot de status goedgekeurd. Medio juli moet daar meer duidelijkheid over zijn. De non-filledsystemen, die helemaal géén infill bevatten, lijken meer tijd nodig te hebben om zich te bewijzen. Maar reken er maar op dat het ook voor dit soort systemen slechts een kwestie van tijd is voordat ze door de keuring gaan komen.
Hoe verwachtingsvol de markt is, bleek wel uit een tour die PLANN ingenieurs begin dit jaar organiseerde. Zo’n 40 vertegenwoordigers van of namens een gemeente, werden langs een aantal verschillende oplossingen meegenomen. “Je ziet duidelijk dat het leeft en dat de markt zich verdiept in deze nieuwe ontwikkeling,” stelt Sander Akkerman van PLANN ingenieurs. Dat concluderen ook een aantal leveranciers die elk in de afgelopen maanden, hun eigen kennisevenement organiseerde.
Veel aandacht voor zand
Ook de redactie van Sportvelden.info heeft de afgelopen maanden een aantal van deze nieuwe ontwikkelingen bezocht. Op diverse foto’s die zijn genomen, waren echter duidelijk wat beschadigingen zichtbaar. Dat terwijl de velden niet ouder dan twee jaar waren. Gevraagd naar een reactie op deze observatie zegt Sander Akkerman: “Het is onduidelijk waar dat vandaan komt, maar het is wel opvallend.” Akkerman merkt op dat het zand op een paar velden die hij heeft bezocht, scherp aanvoelde. Maar of dat een reden is, kan hij niet met zekerheid zeggen. Grover zand is juist wat de sportveldenbouwers schijnen te verkiezen. “Het zand biedt stabiliteit en grip. Bij grover zand kunnen de spelers hun noppen beter in het veld zetten,” zo verklaart Chris van Genugten van Tarkett Sports die voorkeur. Dat maakt dat zand dat gerecycled is uit een afgevoerde kunstgrasmat, niet geschikt is voor toepassing in een mineraalgevuld kunstgrasveld. “Wij kijken heel nadrukkelijk naar het zand. Zo is de korrelgrootte van belang maar ook de samenstelling ervan.” Hij merkt op dat zand in meerdere putten wordt gewonnen en dat de kwaliteit per locatie verschilt. “Elke put geeft z’n eigen kwaliteit.”
Europese norm
Gert-Jan Kieft van Kiwa ISA Sport legt uit dat het zand voor mineraalgevulde kunstgrasvelden bij de verplichtte labkeuring getoetst wordt aan tal van aspecten. “We bekijken de laagdikte in het veld en of er vreemde bestandsdelen in het zand zitten. Ook bekijken we de structuur van de korrels, de korrelverdeling, de slijtvastheid, de korrelafmeting en de vorm van die korrels.” Dit laatste wordt beoordeeld aan de hand van Europese norm EN 14955 Ondergronden voor sportterreinen – Bepaling van de structuur, textuur en vorm van ongebonden minerale buitensportvloeren. “Het zand moet liefst niet te hoekig zijn. Voor de bepaling van de hoekigheid moeten we de vorm vergelijken met een negental afbeeldingen die lopen van A1 tot C3. De afbeeldingen zijn een indicatie dat het zand ofwel rond van vorm is, of juist hoekig. Zolang ze overeenkomen met één van de afbeeldingen uit de B- of C- categorie, is het zand voldoende rond”
Kieft merkt op dat vraagtekens bij de mogelijke invloed van zand op de slijtage van kunstgrasvezels, niet nieuw zijn. “Het is wel eens eerder opgemerkt. Het maffe is echter dat juist de zandingestrooide kunstgrasvelden voor hockey, de velden zijn die het langste mee gaan voor hockey. Daar kun je dus zeker niet stellen dat het aanwezige zand de vezelslijtage doet versnellen.” Gevoelsmatig twijfelt hij dan ook of de waargenomen schade per definitie veroorzaakt is door het zand onderin de mat. “Vergeet niet dat dat zand helemaal onderin zit. Zolang de vezels het goed opsluiten waardoor het nauwelijks kan bewegen, kan het dus ook niet echt tot beschadiging van de vezels leiden.”
Onduidelijkheid testmethodes
Van Genugten sluit zich daarbij aan. Hij merkt op dat vezelslijtage altijd meerdere oorzaken kent. “Dat begint bij de kwaliteit van de kunstgrasvezel zelf. Maar ook de juiste infillhoogte, het type onderhoud en vooral de betreding van het veld door mensen met onjuiste schoenen dragen daaraan bij.” De beschadigingen waren vooral te zien in de hogere delen van de vezel: het stuk dat niet per definitie in contact komt met het laagje zand. Zou het dan aan de plastickwaliteit liggen?
Gert-Jan Kieft laat zich ontvallen dat de huidige test om de sterkte van de kunstgrasvezel te verifiëren, niet zijn voorkeur geniet. “Ik ben van mening dat deze Taber-test zich meer leent voor het beoordelen van de vezelkwaliteit voor kunstgrasmatten met korte vezels.” Denk daarbij aan kunstgras voor hockey, padel of tennis. Bij deze test wordt een monster van 10x10cm op een horizontale draaischijf bevestigd waar het gedurende een bepaalde periode wordt onderworpen aan slijtage onder invloed van slijtagewieltjes. Aan het einde wordt het monster visueel beoordeeld of gewogen om de verwijderde massa te bepalen. “Het getoonde slijtagebeeld bij langere vezels is, naar mijn mening, onrealistisch.” Om het complexer te maken; bij de testinstituten leeft momenteel het idee om de Lisson-test opnieuw te introduceren. “Die test hebben we 20 jaar geleden afgeschoten maar er gaan steeds meer stemmen op om deze test terug te brengen.” De Lisson-test komt voort uit de tapijtindustrie en onderwerpt tapijtmonsters, middels dubbele passages, aan een constante belasting en slip. Of deze test opnieuw wordt geïntroduceerd, al dan niet vanwege non-filled en mineraalgevuld kunstgrasontwikkelingen, is echter nog onduidelijk.
Meerdere kwaliteiten plastic
Of het aan de vezelkwaliteit van dus moeilijk te zeggen gezien de discussie binnen de testinstituten of de gebruikte methode wel geschikt is voor kunstgrasmatten met langere vezels zoals die voor non-filled of mineraalgevulde systemen. Kunstgras wordt gemaakt uit de polymeergroep Polyolifine waarbij de kwaliteit oploopt van C4 via C6 naar C8. Elk is weer verkrijgbaar in meerdere dichtheden. Daarbij is het géén vaststaand gegeven dat de hoogste kwaliteit polymeer met de hoogste dichtheid per definitie de beste vezel oplevert. Daarvoor hebben de samenstellers van de recepturen teveel? andere mogelijkheden om vezelkwaliteit verder te stimuleren. Voor wie hierover meer wil leren: onze Kunstgraspagina onder het kopje, ‘informatie per ondergrond’ bevat meerdere artikelen over dit onderwerp. Daar leest u ook wat er tijdens het meest recente congres van de EMEA Synthetic Turf Council is besproken voor wat betreft kunstgrasvezelslijtage. Eén opmerking die we hier willen meenemen is de boodschap dat de kwaliteit van kunstgrasvezels de afgelopen jaren sterk is verbeterd ten opzichte van het kunstgras van, pak en beet, een kleine tien jaar geleden. “De nadrukkelijk focus op kwaliteit en het mogelijk vervuilende karakter van kunstgras, hebben de fabrikanten er de afgelopen jaren toe aangezet om extra aandacht aan dit aspect te besteden,” zo werd er gezegd. Daarmee kan ook het idee van vezelkwaliteit als mogelijke oorzaak voor de waargenomen beschadigingen, opzij worden geschoven. Bovendien speelt ook de configuratie van de kunstgrasmat een rol. Die omvat onder meer de vezelvorm en vezeldikte maar ook de dichtheid waarmee de vezels zijn gestoken. “Dat maakt het slijtagegedrag van de vezel dus lastig te voorspellen,” stelt Sander Akkerman van PLANN ingenieurs.
De rol van onderhoud?
Dan rest slechts de mogelijkheid van het onderhoud. Onduidelijkheid hierover heeft in het verleden wel eens vaker tot onnodige slijtage geleidt. Een rondgang bij verschillende leveranciers van onderhoudsmachines maar ook kunstgrastapijten leert dat non-filled en mineraalgevulde kunstgrassystemen zeker niet geborsteld moeten worden. “Er zit helemaal geen granulaat in dit soort velden, dus wat valt er dan nog te verdelen?” zo werd opgemerkt. Beter zou zijn zo’n veld te raken of het met een aerator te behandelen. “Het zand moet in beweging worden gehouden,” zo motiveert Chris van Genugten. Hij adviseert een Aerator in te zetten. “Daarbij slijten de vezels niet maar wordt alleen het zand geraakt.” Qua frequentie zou dat afhankelijk van de bespelingsintensiteit drie tot 4maal per maand moeten gebeuren.
Wat ook de oorzaak mag zijn, de voorzitter van de Kunstgras expertgroep van de Routekaart Duurzame Sport, Koen Beelen, merkt op dat uiteindelijk elke kunstgrasmat slijt en dus slijtagedeeltjes produceert. Verspreiding daarvan moeten we koste wat het kost, zien te voorkomen. “Kunstgras is van plastic en elk kunstgrasveld gaat op enig moment slijten. We moeten eenvoudigweg niet willen dat die slijtage in het omliggende milieu terechtkomt.” Dat is iets waarvan op Europees niveau momenteel wordt onderzocht hoe het, in navolging van het voorkomen van milieuvervuiling door polymere infills, voorkomen kan worden. “Daarbij moet opgemerkt worden dat vezelslijtage minder hard lijkt te migreren dan wat we zagen bij de polymere infills. Vandaar dat al volstaan kan worden met relatief kleine ingrepen zoals een betonnen veldafsluiting met opstaand randje of een lage kantplank om het veld heen.” Beelen benadrukt dat dit soort oplossingen eigenlijk overwogen moeten worden voor alle kunstgrasvelden of -banen. “We zijn allemaal bekend met de smurrie van vocht vermengd met kunstgrasstof die zich ophoopt langs een waterkunstgrasveld voor hockey. Ook die mag zich niet verspreiden tot buiten het veld. Maar het probleem speelt ook bij kunstgras tennisbanen en, ik zou zeggen, zeker bij padelbanen van kunstgras. Daar heeft de kunstgrasmat zwaar te lijden.”
Het idee dat non-filled en mineraalgevulde kunstgrasvelden dé oplossing bieden tegen milieuvervuiling door plastic afkomstig uit een kunstgrassysteem, kent dus een voorwaarde. “Slijtage van de mat is onontkoombaar. De Zorgplicht stelt iedereen verplicht om ervoor te zorgen dat we een gezonde leefomgeving hebben. Ongeacht of het nu zichtbaar is met het blote oog of misschien ook niet. Ik zou het daarom toejuichen wanneer er bij alle kunstgras- of kunststof sportondergronden geïnvesteerd wordt in maatregelen die moeten voorkomen dat vervuiling de omgeving bereikt. Dat geldt ook voor die systemen die beschouwd worden als de nieuwe toekomst,” aldus de voorzitter van de Kunstgras expertgroep van de Routekaart Duurzame Sport. De waargenomen beschadigingen aan vezels op de nieuwe generatie kunstgrasvelden voor voetbal, laten zien dat we de kans op vervuiling, niet moeten onderschatten.