EC schuift microplastic-probleem vooruit
De Europese Commissie zal niet voor april 2022 beslissen of zij de verkoop van polymerische infill voor gebruik in kunstgras zal verbieden of alleen zal toestaan wanneer de veldbeheerder maatregelen treft die de verspreiding ervan moet voorkomen.
Een verbod op de verkoop van microplastics zou de Europese Unie moeten helpen jaarlijks miljoenen tonnen aan microplasticvervuiling te voorkomen. Volgens de definitie die de EC hanteert worden polymerische infill zoals SBR, TPE en EPDM ook beschouwd als een microplastic. Het Europees Agentschap voor Chemische stoffen (ECHA), het EU-agentschap dat de technische en administratieve aspecten beheert van de implementatie van de verordening van de Europese Unie die de productie en het gebruik van chemische stoffen regelt (registratie, evaluatie, autorisatie en beperking van chemische stoffen genoemd), gaat zelfs zover dat het de infill voor derde generatie kunstgras aanwijst als de grootste veroorzaker van vervuiling door microplastics.
Aanvankelijk was de EC van plan om in september vorig jaar te stemmen over het voorgestelde plan om de verkoop van microplastics die worden toegevoegd aan producten, vanaf 2028 te verbieden. Sterke tegenstand van de kunstgrasindustrie en autoriteiten die wezen op de noodzaak van derde generatie kunstgras om mensen voldoende veldcapaciteit te bieden om deel te nemen aan sport, heeft waarschijnlijk bijgedragen tot ontevredenheid bij sommige leden over het beoogde voorstel. Bij gebrek aan een geschikt alternatief voor derde generatie kunstgras, zou een volledig verbod op de verkoop van polymerische infill ook de toekomst van verschillende sporten, waaronder voetbal en rugby, in gevaar kunnen brengen. FIFA en World Rugby moeten nog beslissen hoe de kwaliteit en prestaties van zogenaamde non-filled velden, kunstgrasvelden die helemaal geen infill gebruiken, worden uitgevoerd. De verwachting is dat FIFA de bijgewerkte manuals later dit jaar zal vrijgeven.