Sinds 1 januari van dit jaar is de Omgevingswet van kracht. Wat betekent dit voor wat betreft (kunst)gras sportvelden en de omliggende bodem?

In de Omgevingswet zijn verschillende wetten en regelingen die tot eind vorig jaar van kracht waren omtrent het aanleggen en onderhouden van sportvelden (vanuit het aspect bodem) in één alomvattende wet ondergebracht.

De Omgevingswet omslaat de hele leefomgeving waarin mensen leven, werken en recreëren. Sinds dit jaar omslaat dat naast de bodem, óók de lucht en het water.

De verantwoordelijkheid voor de bodemkwaliteit, inclusief grondwater, is in de nieuwe wet bij meerdere instanties ondergebracht zoals gemeenten, waterschappen en provincies. De specifieke regelgeving wordt vastgelegd in omgevingsplannen en omgevingsvisies op lokaal en regionaal niveau. Dat kan enerzijds meer ruimte geven, anderzijds vraagt dat meer afstemming en maatwerk.

De Omgevingswet kent drie kernprincipes:

  • het voorkomen van nieuwe verontreinigingen (zorgplicht)
  • het toewijzen van verantwoordelijkheden aan lokale overheden, en
  • het beheren van historische vervuilingen.

Zorgplicht

Onder de Omgevingswet geldt een algemene zorgplicht voor bodem, lucht en water. Dit is een verandering ten opzichte van de oude Wet bodembescherming, waar de zorgplicht alleen voor bodem gold.

Daarnaast geldt de zorgplicht nu voor iedereen die activiteiten uitvoert die de leefomgeving kunnen belasten. Het betreft hier een breed scala aan activiteiten, zoals vastgelegd is in hoofdstuk 3 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Deze lijst is echter niet uitputtend. Ook milieubelastende activiteiten die niet in het besluit zijn opgenomen vallen onder de zorgplicht en kunnen wel in het omgevingsplan zijn opgenomen. Bij het beheer en onderhoud van de sportvelden dient dit aspect in ogenschouw te worden genomen.

Een belangrijk aspect voor de bodemsanering rondom kunstgrasvelden is dat voor vervuilingen die zijn ontstaan tussen 1 januari 1987 en 1 januari 2024 een overgangsregeling geldt. Voor deze situaties blijft de zorgplicht van kracht zoals die in de oude Wet bodembescherming werd beschouwd.

Dit overgangsrecht is veelal van toepassing bij bodemverontreinigingen rondom de kunstgrasvelden. De Omgevingswet zal, met het oog op de aanpak van de bodemsanering, geen noemenswaardige wijzigingen met zich meebrengen.

Dit geldt overigens niet voor de verwerking van vrijkomende grond en bouwstoffen. Hiervoor is het overgangsrecht niet van toepassing.

Toepassen van grond en bouwstoffen

Het toepassen van grond en baggerspecie kent wel een aantal veranderingen. Zo spreken we sinds de komst van de Omgevingswet over een milieuverklaring bodemkwaliteit en een functionele toepassing. Dat is even wennen omdat met name de term milieuhygiënische verklaring aardig ingeburgerd was. Los van de terminologie wordt het melden van een voorgenomen graafactiviteit en/of toepassing (>25 m3) met behulp van een onderliggende milieuverklaring bodemkwaliteit (inclusief vooronderzoek conform NEN 5725) als een intensivering van de werkzaamheden ervaren.

Zonder melding is het toepassen van grond en/of baggerspecie niet toegestaan.

Voorheen moest zo’n melding bij het Meldpunt bodemkwaliteit worden gedaan. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het DSO (Digitaal Stelsel Omgevingswet) hiervoor ingericht.

Niet melden betekent onder de Omgevingswet dat toepassing niet is toegestaan. Het niet melden is daarmee niet alleen een overschrijding van de administratieve bepaling . Bij overtreding kan het gevolg zijn dat de toepassing ongedaan moet worden gemaakt en het wordt gezien als een economisch delict.

Ten aanzien van bouwstoffen zijn er ook enkele veranderingen. Onder het Besluit bodemkwaliteit gold de vrijstelling voor een milieuhygiënische verklaring bij hergebruik van niet-vormgegeven bouwstoffen wanneer de partij niet overging van eigendom. Dit gold dus ook voor sporttechnische lagen (bv lava of steagran) in een functionele toepassing als fundering onder kunstgrasvelden.

Deze vrijstelling zijn niet meer opgenomen in de Omgevingswet.

Alleen bij een tijdelijke uitname van een niet-vormgegeven bouwstof geldt de vrijstelling voor een milieuverklaring.

Ook de classificatie IBC-bouwstof komt niet terug in de Omgevingswet.

Het is niet langer mogelijk om bouwstoffen met relatief hoge emissiewaarden toe te passen als IBC-bouwstof. Net als voor bodem geldt ook voor bouwstoffen dat er lokaal maatwerk mogelijk is. Het voormalige Besluit bodemkwaliteit gaf deze ruimte niet.

Graven en saneren

Graven en saneren zijn binnen de Omgevingswet aparte milieubelastende activiteiten. Voor graafwerkzaamheden (behoudens ontgrondingen) waarbij geen saneringsdoelstelling geldt, is onder de Omgevingswet geen vergunning meer nodig. Een melding en/of het aanleveren van gegevens/documenten via het DSO volstaat.

De kwaliteit van de bodem is bepalend voor de regelgeving met betrekking tot graafwerkzaamheden en grondverzet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in regelgeving tussen bodems met een kwaliteit gelijk aan of lager dan de interventiewaarde en bodems met een kwaliteit hoger dan de interventiewaarde.

Bij graafwerkzaamheden in bodems met een kwaliteit gelijk aan of lager dan de interventiewaarde gelden minder regels dan bij sterk verontreinigde bodems (> interventiewaarde).

Voor kleinschalig grondverzet van bodems met een totale omvang van 25 m3 of minder zijn, behoudens de zorgplicht, geen algemene rijksregels meer van toepassing. De door gemeenten opgestelde omgevingsplannen en door provincies opgestelde omgevingsvisies kunnen wel aanvullende regels bevatten. Voor de toepassing of verwerking van dergelijke partijen grond moet wel een milieuverklaring bodemkwaliteit worden overlegd. 

Bij het opruimen van verontreinigde bodem rondom kunstgrasvelden (als gevolg van de toepassing van SBR-infill) is, zoals eerder genoemd, het overgangsrecht van toepassing. In het voorliggende geval betreffen de graafwerkzaamheden een sanerende handeling onder de zorgplicht van de Wet bodembescherming, artikel 13.

De (sanerings)aanpak wordt derhalve gebaseerd op de “oude” regelgeving.

De regels van de Omgevingswet geven ruimte om bodemvreemd materiaal uit een partij grond te zeven. Onder de Wet bodembescherming was dit een sanerende handeling, waarvoor een beschikking moest worden aangevraagd. Onder de Omgevingswet geldt wel een erkenningsplicht (BRL SIKB 7500) als het zeven van bodemvreemd materiaal uit een partij grond de kwaliteit van de partij zodanig verbetert dat toepassing van de grond mogelijk is. 

Voor- en nadelen Omgevingswet

Gemeenten, provincies en waterschappen zijn nog hard bezig om hun beleid te vervolmaken. In deze fase, waarin alle betrokkenen nog moeten wennen aan de nieuwe regelgeving en wat dit precies voor hen betekent, is het nog vroeg om de voor- en nadelen van de nieuwe wetgeving goed te kunnen overzien.  

De Omgevingswet hanteert over het algemeen dezelfde werkwijze voor verschillende werkgebieden. Deze uniformiteit biedt voordelen, zowel voor gebruikers als voor het bevoegd gezag.

De invoering van één digitaal loket (Digitaal Stelsel Omgevingswet) voor het doen van meldingen en het verstrekken van informatie is in de breedte eveneens eenduidig. Voor bodem was overigens in de oude situatie reeds een Meldpunt Bodemkwaliteit ingericht wanneer grond, baggerspecie en/of bouwstoffen werden toegepast. Binnen de Omgevingswet is, ten opzichte van de Wet bodembescherming, meer ruimte voor maatwerk in specifieke situaties.

Maatwerk biedt zeker voordelen, maar herbergt tevens het nadeel dat niet altijd duidelijk is welke mogelijkheden er zijn, waardoor (veelvuldiger) afstemming met het bevoegd gezag noodzakelijk zal zijn. Onder de Omgevingswet worden minder vergunningen verleend dan voorheen. Zo geldt er bijvoorbeeld voor het graven in (sterk) verontreinigde grond zonder saneringsdoel (blootstelling aan verontreiniging in bodem beperken of opheffen) niet langer een vergunningsplicht. Het geschikt maken van verontreinigde locaties ten behoeve van, bijvoorbeeld, de aanleg van sportvelden is maatwerk en zal veelal nog vergunningplichtig zijn.  Vanuit milieuhygienisch oogpunt is sport en/of recreatie een kritische bestemming en vereist een verbetering van de kwaliteit van de locatie. De Omgevingswet beschouwt het verbeteren van de kwaliteit als een saneringsdoel. Toezicht en handhaving zullen hierbij tijdens de werkzaamheden een grote(re) rol gaan spelen.

Over Jelger Goudberg

Jelger Goudberg, medeoprichter en directeur van adviesbureau MORV, heeft meer dan 30 jaar ervaring in milieutechnische aspecten met een focus op bodem en bouwstoffen. Als (mede) eigenaar bij MORV is hij betrokken geweest bij vele projecten ten behoeve van aanleg, renovatie en saneringen van (kunstgras)sportvelden, waarbij hij zijn expertise heeft toegepast van monstername tot management. Hij is adviseur voor zowel overheden als aannemers en is hiermee een expert op het gebied van milieukundige onderzoeken voor o.a. sport- en buitenrecreatie.

Geef een reactie